Gedichten lezen en schrijven met kinderen

zz
Titel
Gedichten lezen en schrijven met kinderen
Voor
po bovenbouw
Thema
Basisles
Auteur
Jos van Hest
Inspiratiebron
9 gedichten van jeugdschrijvers/dichters
Onderwerpen en activiteiten
Instructie, lezen, zelf schrijven, presenteren aan elkaar
Extra benodigdheden
pen en papier
Tijdsduur
90
FEEST van Edward van de Vendel

Feest

Wat kreeg ik toen ik twee werd?
Boeken, blokken en een bal.
En wat kreeg ik op m’n derde?
Autootjes (die had ik al).
Toen ik vier werd deze fiets,
maar toen ik één werd?
Ook wel iets.
Maar wat precies zijn we vergeten
en omdat we dat niet weten
is die dag voor niks geweest.
Hiep hiep hoera dus – wie dit leest:
Ik geef een feestje. Nu meteen.
Kom vanmiddag met cadeautjes,
ik ben jarig.
Inhaal-één.


1
Vraag de kinderen of ze weten wat een inhaal-één is. Het is een nieuw woord dat nog niet in het woordenboek staat. Wat zou het kunnen zijn? Stimuleer de kinderen om hun fantasie te gebruiken en zo tot allerlei oplossingen te komen. 

2
Vertel dat u een gedicht gaat voorlezen dat eindigt met dat woord inhaal-één. Lees het gedicht van Edward van de Vendel voor en laat de kinderen er kort op reageren. Lees het gedicht nog eens voor. Bij een tweede keer vallen voor veel kinderen de regels beter op hun plek. 


Op een kladpapier schrijven de kinderen hun antwoorden bij de volgende vragen: 
a)  Hoeveel jaar ben je? 
b)  Wat is een leuk of belangrijk cadeau dat je op je laatste verjaardag hebt gekregen? 
c)  Schrijf wat losse woorden op over dat cadeau. 
d)  Schrijf een regel op uit een verjaardagsliedje.
e)  Wat is het allereerste verjaardagscadeau dat je ooit kreeg? 
f)  Schrijf wat losse woorden op over dat cadeau.
g)  Hoeveel jaar was je toen je dat cadeau kreeg? 
h)  Schrijf een zinnetje op dat mensen op een verjaardag tegen jou zeggen.  
i)  Verdubbel je leeftijd. Hoe oud ben je dan? 
j)  Wat voor cadeau krijg je dan misschien? 
k)  Schrijf wat losse woorden op over dat cadeau. 

4
De kinderen gebruiken hun kladpapier met aantekeningen om regel voor regel een gedicht te schrijven. 
a)  De eerste regel is ook de eerste regel van het gedicht van Edward van de Vendel. De kinderen vullen daar de leeftijd in die ze hebben opgeschreven bij vraag g: 
Wat kreeg ik toen ik 1 werd? 
b)  Op regel 2 schrijven ze hun antwoord e:
Coco, nog steeds mijn lievelingsbeer
c)  Op de volgende regel schrijven ze wat meer over dat cadeau. Ze gebruiken daarvoor hun woorden bij vraag f. Het kunnen ook twee of drie regels worden: 
Een knuffelbeer 
met een rood kraagje 
en een geel hoofd 
d)  Dan volgt een regel uit een verjaardagsliedje (antwoord d): 
Lang zal hij leven!
e)  De kinderen slaan een regel over (een witregel) en herhalen de eerste regel maar dit keer met hun leeftijd van nu (antwoord a): 
Wat kreeg ik toen ik 10 werd? 
f)  Op de volgende regel het antwoord (b): 
een stuiterbal 
g)  Gevolgd door een of meer regels waarin wat over dat cadeau wordt verteld: 
een stuiterbal die je 
tegen de muur gooit 
en dan komt hij terug 
Coco weet niet wat hij ziet
h)  Een regel met het antwoord h: 
Lang zal je kleven 
in de chocopasta! 
i)  Na een witregel volgt de regel: En wat zal ik krijgen als ik .. word? Daar wordt het antwoord i) ingevuld: 
En wat zal ik krijgen als ik 21 word?
j)  Een antwoordregel met het antwoord dat op het kladpapier bij j) te vinden is: 
Een helicopter 
k)  Gevolgd door een of meer regels met de woorden op het kladpapier bij k) 
en Coco mag mee 
met zijn rood kraagje 
en zijn geel hoofd 
in de witte wolken 
l)  Het gedicht eindigt met een vreemd woord. De kinderen plakken hun drie cadeaus aan elkaar en maken zo één grappig woord: 
op knuffelstuiterbalhelicopter 
m)  Als laatste bedenken de kinderen een titel voor hun gedicht. Ze bekijken of lange regels ingekort kunnen worden en overbodige woorden weggestreept. Ze luisteren of het gedicht klinkt als een gedicht, als muziek van klanken. 


Mijn leven 

Wat kreeg ik toen ik 1 werd? 
Coco, nog steeds mijn lievelingsbeer
een knuffelbeer 
met een rood kraagje 
en een geel hoofd 
Lang zal hij leven!

Wat kreeg ik toen ik 10 werd? 
Een slimme stuiterbal 
een stuiterbal die je 
tegen de muur gooit 
en dan terugkomt 
Coco weet niet wat hij ziet
Lang zal je kleven 
in de chocopasta! 

En wat zal ik krijgen als ik 21 word?
Een helicopter 
en Coco mag mee 
met zijn rood kraagje 
en zijn geel hoofd 
in de witte wolken 
in de knuffelstuiterbalhelicopter 

David, groep 7 


Een roze reis 

Wat kreeg ik toen ik twee werd? 
Een roze jurk met bloemen 
Ik vond hem geweldig 
En de kop van de kat was jarig! 

Wat kreeg ik toen ik tien werd? 
Een knuffelbeer 
Als je op zijn neus drukte, zong hij 
De kop van de kat was jarig
Zo weer een jaar erbij, haha! 

Wat zal ik krijgen als ik 20 word?
Natuurlijk een wereldreis 
Naar Amerika, Australië en Afrika
Een roze jurkknuffelwereldreis! 

Tanya, groep 7 

In groepen waarin kinderen nog niet zoveel ervaring hebben met gedichten schrijven, is het goed om heel gestructureerd te werken, opdracht na opdracht, regel na regel. Dat geeft houvast en plezier. De resultaten lijken wat structuur betreft natuurlijk op elkaar. Als kinderen vaker gedichten hebben geschreven, kunnen ze meer hun eigen gang gaan. De gedichten worden dan gevarieerder van vorm en toon.