P.C. Hooft en Muiderslot
Amsterdam was in de 17e eeuw een rijke, bloeiende stad met veel ruimte voor (schilder)kunst en literatuur. Mensen hadden genoeg geld om boeken aan te schaffen. En de meeste mensen konden lezen (maar konden niet vanzelf ook schrijven). Er ontstond een nieuw soort literatuur: meer gericht op de hogere kringen en de fijnproevers.
Maar aan de andere kant waren mensen ook samen met literatuur bezig. Er werden veel teksten gezamenlijk gemaakt en opgevoerd. Ook veel brieven geschreven, vaak met gedichten erbij.De bedoeling was elkaars gedichten te verbeteren. En bij speciale gebeurtenissen stuurde men een passend gedicht, bijvoorbeeld over een bruiloft, geboorte of een begrafenis.
In die tijd bestonden er rederijkerskamers, dat zijn een soort verenigingen waarin toneelstukken opgevoerd werden en gedichten voorgedragen. Hier konden mensen ook het schrijversvak leren, vooral het dichten. De Eglantier was de oudste rederijkerskamer van Amsterdam. Hooft was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer ‘In liefde bloeyende’, waar de woord- en voordrachtskunst met volle overgave werd beoefend. In die tijd werden er ook vaak voordrachtswedstrijden gehouden, onder de titel ‘landjuweel’, waarbij er geld of andere kostbaarheden te verdienen waren.