Helden en heldinnen
De Griekse dichter Kaváfis gebruikt een oud verhaal om iets te vertellen over zijn eigen tijd.
Het gedicht is geschreven in de wijvorm. De bewoners van de stad van nu worden vergeleken met de bewoners van Troje.
K.P.Kaváfis
Vertaling G.H. Blanken
Trojanen
Onze pogingen, ongelukkig als we zijn,
onze pogingen zijn als die van de Trojanen.
Iets brengen we tot stand, iets
nemen we op ons; en we beginnen
moed te krijgen en goede verwachtingen.
Maar altijd komt er iets te voorschijn, dat ons tegenhoudt.
In de gracht daar voor ons verschijnt Achilles
en maakt ons bang met luid geschreeuw, -
Onze pogingen zijn als die van de Trojanen.
Wij menen met vastberadenheid en moed
het wrokken van het lot te kunnen wenden,
en buiten blijven we staan om te strijden.
Maar wanneer de grote beslissing komt,
gaan onze moed en vastberadenheid verloren;
onze ziel raakt in verwarring, wordt verlamd,
en rondom de muren lopen we,
zoekend ons te redden door de vlucht.
Toch is ons vallen zeker. Boven,
op de muren, is de klaagzang al begonnen.
Herinnering aan onze dagen, en gevoelend
zijn in tranen. Bitter wenen Priamos en Hekabe om ons.
1905
Een ‘lofzang’ op een antiheld, een gedicht uit een cyclus sonnetten.
1835
Giuseppe Giachino Belli
La crudertà de Nerone
Nerone era un Nerone, anzi un Cajostro;
e pe l’appunto se chiamò Nerone
pell’anima piú near der carbone,
der zangue de le seppie, e de línchiostro.
Quer lupo, quer caníibolo, quer mostro
era solito a dí nell’orazzione :
‘Dio, fa’che tutt’er menno abbi un testone,
pe poi ghijottinallo a genio nostro.’
Levò a forza er butirro a li Romani,
scannò la madre e du’ moje reggine,
e ammazzò tutti quanti li christiani.
Poi bruciò Roma da Piazza de Sciarra
sino a Santa-Santòro, e sveno arfine
er maestro co tutta la zimarra.
*
Vertaling Adriaan H. Luijdjens
De wreedheid van Nero
Nero was een echte Nero, erger nog, Gagliostro,
En terecht droeg-tie de naam van Nero
Om z’n ziel, die zwarter was dan steenkool,
Dan ’t bloed van inktvissen, dan Chinese inkt.
Die wolf, die mensenvreter, dat monster,
Had de gewoonte om bij z’n avondgebed te zeggen:
God, maak ’t toch zo, dat heel de wereld één enkele kop heeft,
Zodat we die kunne guilloteren naar ons welbehagen.
Hij ontnam met geweld de boter aan de Romeinen,
Snee z’n moeder in stukken en twee vrouwen koninginnen,
En vermoordde alle Christenen, die d’r waren.
Daarna verbrandde - die Rome, van de Piazza van Sciarra
Tot aan ’t Santa Santoro, en snee tenslotte de adren open
Van zijn leermeester, al droeg-tie ook de grote toga.
Je kunt ook een gedicht schrijven over een antiheld, om hem te bespotten of om hem omlaag te halen