Helden en heldinnen

jd
Titel
Helden en heldinnen
Voor
vo bovenbouw
Thema
Thema
Auteur
Ineke Holzhaus
Inspiratiebron
Ducal Marsman Kaváfis Dickinson e.a.
Onderwerpen en activiteiten
Lezen en schrijven
Extra benodigdheden
pen, papier
Tijdsduur
90
Lofzang, H. Marsman

De dichter H. Marsman schrijft een lofzang op een vrouw die niet te benaderen is. 
Penthesileia is één van de vooraanstaande amazones, zij is de heldin van dit gedicht.
De dichter schrijft in klassiek getinte taal, met bijzondere bijvoeglijke naamwoorden. 
‘Zwalpend bloed, versomberd haar.’


H.Marsman

Uit: Verzameld werk

Penthesileia

De bronzen kling
omheuvelt ademend het schemerdal.
daarachter zingt de zee een zachte dood

wuivende zeilen,
dromend aan de voet der weke heuvlen,
deinen de tenten van het maagdenkamp.

Penthesileia slaapt

een laatste vrouw die haar omarmen mocht
en sluimeren in ’t warme schaduwrag van hare flank,
bezweken en ineengeworpen, ergens in de tent,
buiten de samenhang van ’t zwalpend bloed
achteloos weggelegd

zo ligt haar pantser

Penthesileia slaapt.

met hare helm,
besmeurd door ’t zware bloed der late zon
die zij tot aan haar rode dood bevocht,
legt zij de ruimte van zich af
en wist de dag uit heur versomberd haar
en baadt zich, lang en loom
In schemerdauw der naderende nacht.

Zij peinst:
dit gaat voorbij.
geen dezer lievelingen kan de pracht
van mijne haren doven in de gloed
van matelozer pracht, geen kan mijn bloed
vermoeien tot de dood. uit elk omarmen
schittert het schild van mijne schoot
wit - stralender, de zuilen mijner schenkels 
spannen zich rijziger, uit de verstrengeling
der leden puren de mijne kracht en glans,
de hare welken week, zij bloeden als
gestorven rozen, rood en zwart. zij hebben
haar angst gekoeld, haar bloed verstroomt.
zij voeren in de boot van mijn omarmen
voorbij de dood. zij zijn bedwelmd 
van zaligheid, vervoerd –
ik echter rijs, als riet
uit strelingen van wind en water, machtiger.
ik breek de dood die zij mij schenken willen,
die ik zelf verbeid, achteloos schier.
er is geen schoot waarin ik duizelend
verzinken kan. er is geen vrouw
die mij de dronkenschap,
het zelf – vergeten storten
kan in mond en hart

er is een man, misschien

schreiend om dit verlang,
hunkerend naar verraad en ondergang
en angstig om die beide, diep ontsteld,
weert zij de warende gestalt’
die door haar tent sluipt,
vaag en overal –
en kantelt zich
en klemt zich 
aan de wand.


Schrijf bij de woorden die je al hebt genoteerd enkele bijzondere bijvoeglijke naamwoorden. Je kunt zelf ook samenstellingen maken.
De dichter herhaalt de sterkste regel, dat kun je ook (één maal) doen in jouw gedicht.