Kuieren door de donkere stad
Bij het bladeren door de dichtbundel was ik op zoek naar gedichten die het comfort van een stad in de nacht brachten. Ik zocht de sfeer van mensen die op een draf dringend naar huis lopen of net doelloos door de donkere stad kuieren. Dit is mijn favoriete sfeer die ik graag opzoek.
Het gedicht De eenzamen van Bernard Dewulf, dat geschreven is in 2018, past zeer goed bij deze sfeer. In de avond heerst er een soort anonimiteit rond elk individu, het is moeilijk om gezichten te herkennen en vaak hebben mensen haast.
Als we elkaar kruisen, schuurt onze stilte.
Ze zijn zo onherkenbaar als al onze gebaren
En bewegen zich zoals iedereen.
Toch beschrijft dit gedicht iets dat in mijn ogen heel geruststellend is: hoe mensen elk hun eigen ritme hebben en niet noodzakelijk elkaars leven moeten kruisen. In de nacht kennen we niet iedereen, maar het is wel intrigerend om zelf te raden wat ieders verhaal zou kunnen zijn.
Het gedicht Nomenklatuur voor verlaten dingen van Paul van Ostaijen sluit hier zeer goed bij aan. Dit gedicht beschrijft de verlaten stad in de nacht met moeë mensen. Het gaat hierbij niet alleen over de mensen, maar ook over de omgeving:
holle haven
holle mensen
moeë mensen
matte mensen
matte treinen
geschok geknars stilstaan gezaaid in landschap
Niet alleen in de woorden, maar ook in het ritme van dit gedicht weerklinkt de cadans van de stad. Door de manier waarop het gedicht geschreven is, telkens twee woorden per regel, kan ik me levendig inbeelden hoe de dichter de stad voor zich zag. Ook al beschrijft hij een straatbeeld van meer dan honderd jaar geleden, uit 1921, herken ik de rustgevende ziel van een stad die vertraagt. Het is wel bijzonder dat dit gevoel zo tijdloos is ondanks de vele veranderingen in de laatste honderd jaar.
Het verrast me dat twee gedichten, die bijna honderd jaar na elkaar geschreven zijn, beiden zo goed dit gevoel van een verlaten stad kunnen beschrijven en overbrengen.