Een hele rust
Een hele rust
‘Het leven op zichzelf is geen cyclus, maar lineair.
Samen zijn we wel deel van een cyclus.’
De zon mist niet aan de hemel, terwijl praten.
Ik voel de wind lichtjes van achteren,
die witte bloesemblaadjes met zich mee brengt.
Bloesem is verbonden aan zoveel momenten van ons,
nu alleen heel even niet. Nu is het alleen een bloemblad
dat binnenkort verschrompelt en bruin wordt.
Anderen zien de hemel, waar wij nu in stilte naar kijken,
als een mistige badkamer, waar het altijd regent
en het bad overstroomt, daardoor vielen mijn tranen in hun stormbuien weg.
‘Wees heel even stil en laat de nacht spreken’, zei hij.
‘Kijk naar de gezichten van de sterren, ze zingen.’
Hij kijkt naar de sterren alsof hij muzieknoten ziet,
en ze kan lezen. ‘Wat precies?’, vraag ik,
‘Dat geluk niet uit de lucht komt vallen, en je het moet vinden.’
Ook al zou het weer plotseling van zomer naar winter gaan,
dan zal ik geen last krijgen van de koude.