Haar kapje aan de kapstok.
Ze staat op de kant.
Ze doet niks.
Tot de boze wolf haar erin duwt.
Ze hoest en proest.
Ze zegt; koud, koud.
Dat zet ik je betaald.
Ze pakt haar geweer.
De boze wolf rent.
De biggetjes lachen.
Het hele water was rood.