Daar lag ze

Daar lag ze dan
een bed spierwit als net geklopte slagroom
 
een wil zo vast als vlaai van de markt

zongekuste huid op de binnentuin
herinneringen zweverig als honderden luchtbellen
 
(‘Ik ben bang dat je niet zal blijven komen, mijn enigste’)
 
vervloekte badkamer met tegels van marmer
belsignaal als een overdonderende sirene
onwetend, een naïef onschuldig hert
 
(‘De vrouw hier vind je mooi, mijn enigste’)
 
naar beneden blijft het gaan, een naar beneden
lopende spiraal
onomkeerbare kilometerslange
doemslijn
wachtend staat de jager in positie
 
(‘Wat bedoel je, zie je ze niet, de mensen in de wolken
lachen naar ons’)

 

Marit
Atheneum Gentbrugge