Stage
Ik speelde bingo met bejaarden. Mijn vriendin en ik rolden de balletjes uit
de machine tot iemand ‘bingooooo’ riep.
Ik keek mevrouw Kars aan.
Ze was duidelijk te zien in het licht dat door het raam scheen.
‘Bingo’, riep ze nog een keer. Ze had gewonnen en kreeg als prijs bonbons. Ze deelde de bonbons aan iedereen uit. Ook aan mijn vriendin.
Ik lette niet op, want ik praatte met Maria, die bijna bingo had.
Maria was verdrietig omdat ze niet won.
Opeens hoorde ik mevrouw Kars tegen mijn zeggen:
‘Geef dat maar aan je zoon.’ Ik keek mijn vriendin aan.
Moesten we zeggen dat ik een meisje ben en zij niet mijn moeder?
Of moesten we gewoon mee lachen?
Het werd het tweede, we schoten in de lach.
IJburg College