De kamer
Een koude kille kamer
met als enige sier een even kille zetel
Zoals de tijd in de kamer niet verstrijkt
zo zit een man op de zetel
Zijn schat is als die van Ali Baba
maar niemand zal hem ooit zien
noch zal iemand hem ooit kennen
En terwijl leven om hem plaatsvindt
blijft de man zitten
hard als zijn ondoordringbare cel
Als een briesje zou oplaaien
zou hij, zoals bladeren doordwarrelen in de herfst,
als schitterend stof van zijn zetel dwarrelen
Hij zou ten onder gaan
evenals zijn schat
Maar voor nu blijft hij zitten
Zoals de tijd in de kamer niet verstrijkt
zo zit hij op zijn zetel
Inspiratiebron: Delphine Lecompte
Erasmiaans Gymnasium (klas 3B)