Dat geluk heb ik al

 

Het eten op mijn bord was

zo kleurrijk als een schilderspalet.

De lamp, die net iets te laag hing

gaf ons een bescheiden gevoel van comfort.

Zijn voetstappen hoorden we al van ver,

zo intrigerend, toch zo rustgevend.

In de opening van de deur stond hij,

zijn lichaam straalde zelfverzekerdheid uit

Zijn ogen, zó blauw, waren niet

te vergelijken met een landschap,

waren als de oceaan of de lucht.

Vreemden zouden hem zien en zeggen

‘Ik wou dat hij mijn broer was.’

En ik zou zeggen

‘Dat geluk heb ik al.’

 


Inspiratiebron: Maud Vanhauwaert

 

Sarah Tutélaire   
Atheneum Wispelberg