3 Marokkaanse Klassiekers

mm
Titel
3 Marokkaanse Klassiekers
Voor
vo onderbouw
Thema
Dichters
Auteur
Ilonka Verdurmen
Inspiratiebron
klassieke poëzie
Onderwerpen en activiteiten
lezen en schrijven
Extra benodigdheden
papier, pennen, internet
Tijdsduur
50
De sprekende berg

Is het de zuiderstormwind, denk je,
die met mijn zadel voortjaagt?
Of zijn het de ruggen
van raskamelen?

Zodra ik, bij het eerste
ochtendgloren, een ster waarnam,
ging ik op weg, tot ik aankwam
aan het einde van zonsondergang.

Alleen; terwijl de ene woestijn
mij leidde naar de andere,
en ik het Noodlot in het gelaat zag
onder sluiers van duisternis;

Zonder beschermer,
behalve een goed gesmeed zwaard,
zonder woonplaats,
behalve de kameelzadels;

Zonder gezelschap, behalve dat ik,
voor een ogenblik, lach
naar de mond van mijn verlangens
in het gelaat van mijn ambities.

’s Nachts (toen ik zei:
Hij is ten einde, en hij wás
voorbij) werd duidelijk
dat mijn vermoeden bedrogen was.

Dan trok ik de zwartgelokte
duisternissen weg
om mijn hoop, met haar 
blanke borst, te omhelzen,


En ik scheurde de kraag
van de nacht weg, zodat een wolfgrijze
gestalte opdook, met blinkende
tanden, somber grijnzend:

Zo zag ik een stukje dageraad,
vlak voor het gloren,
waarin een helder stralende
planeet scheen.

Een berg rijst op,
de piek hoog uitstekend,
met zijn top
naar de hemel reikend;

De wind blokkerend
in alle richtingen,
de sterren ’s nachts
verdringend met zijn schouders;

Gewichtig oprijzend
over de woestijn – alsof hij.
in de lange nachten, nadenkt
over Oorzaak en Gevolg.

De wolken winden zwarte
tulbanden om hem heen,
met rode lokken
van bliksemflitsen.

Ik luisterde naar hem,
stil en stom als hij was,
en hij vertelde mij
wonderlijke dingen op mijn nachtreis:

-Hoe vaak ben ik niet een schuilplaats
van moordenaars geweest,
of een verblijfplaats van
klagende, godgewijde boetedoeners!

Hoe vaak zijn reizigers niet
aan mij voorbijgetrokken, heen en terug,
en hebben rijdier en ruiter in mijn schaduw
van middagslaap genoten,

En hebben winden uit alle richtingen
op mijn flanken gebeukt,
en hebben donkergroene watermassa’s
mijn zijden overspoeld!

Maar ten slotte heeft de hand
van de ondergang hen omvat
en is de wind der scheiding en van ongeluk
met hen heengevlogen.

Het ritselen van mijn gebladerte is niets
dan het hijgen van mijn ribben;
het weeklagen van mijn duiven is niets
dan de jammerklacht van een rouwende.

Niet vertroosting heeft mijn tranen
gedroogd, maar ik heb al
mijn tranen reeds vergoten
over de scheiding van mijn vrienden.

Hoe lang nog moet ik achterblijven
als een vriend vertrekt,
terwijl ik hem vaarwel zeg als hij wegreist
om nooit meer terug te keren?

Hoe lang nog moet ik de sterren
hoeden, al wakend
(zij komen op en gaan onder,
tot het einde der tijden)?

Heb dus erbarmen, mijn Heer,
met de smeekbede van iemand
die zijn hand verlangend
uitstrekt naar Uw zegening.

Zo liet hij in zijn vermaning
wijze lessen horen,
vertolkt voor hem
door de tong van zijn ervaringen.

Hij troostte door mij te laten huilen;
gaf vreugde door verdriet te geven:
hij was, op mijn nachtelijke tocht,
mijn beste metgezel.

Ik zei, nadat ik mijns weegs
was gegaan, van hem vandaan:
-Vaarwel! Sommigen van ons blijven 
achter, anderen gaan verder.

Ibn Chafáadja
1138
Uit ‘Een Arabische tuin’, klassieke Arabische poëzie, Bulaaq
Vertaling Geert jan van Gelder


Schrijfopdracht
Lees het gedicht ‘Sprekende Berg’ .
Kijk naar de plaatjes van de kameelzadel.
Kies een deel van het landschap: een berg, een dadelboom, een waterbron,
het strand, een rots

Schrijf een gedicht waarin dat deel van het landschap spreekt over wat het heeft gezien, gevoeld, gehoord. Maak zinnen waarin veel kleuren voor komen.
Vermijd woorden als ‘en toen’ of ‘de mensen’. Gebruik veel voorbeelden. Schrijf eerst een uitgebreide versie en schrap daarna alle woorden die niet echt nodig zijn. Probeer te doen of je filmbeelden beschrijft. Wat zie je, wat gebeurt er. Stel je voor dat je met woorden kunt inzoomen op details. Een hand die water schept, een blad dat van een boom valt, een kameel die schreeuwt.