Zelfreflectie, een luid verlangen
In een ruit
Het glas reflecteert mijn vrolijke pas,
van mijn kruin tot mijn nieuwe schoenen
een geschenk van mij, voor mij.
In het spiegelbeeld zie ik mijzelf
maar hoe kan ik mijn zijn zien?
Een delicate trui gaat binnenstebuiten in een wasmachine
Ik ben de trui,
mijn binnenste wordt weerspiegelt in de ruit waar mijn buitenste voor staat.
“Hallo daar…”
Mijn stem spreekt haar aan,
ze antwoordt woordeloos.
Mijn ogen kijken haar aan,
maar het is haar blik die me leest.
Mijn vingers raken haar hand,
maar ik voel haar niet.
Want deze intimiteit is stil,
ondanks het luide verlangen.
Dat stroomt als een woeste beek door mijn zijn
mijn hersenkronkels lopen vol.
Ik zie haar niet vaak. Als een oude vriendschap wil ik haar toewerpen
waar ik ben geweest
Italië, Praag, Tervuren
wat ik heb gedaan
Treinen genomen, waters doorzwommen
wie ik ben geworden
Anders
in de hoop dat zij het waarom invult.
Mijn schouders zijn gegroeid deze zomer. Een zomer waarin ze geklemd zaten tussen de banden van mijn trekrugzak.
Als ik dat aan haar wil vertellen, herinnert ze zich slechts het gevoel van vrijheid.
En wanneer ik me de terugreis zonder reisgezelschap voor de geest haal,
proeft ze enkel de bittere nasmaak van eenzaamheid.
Ik druk mijn lippen op elkaar. Ze plakken,
glimmen van de balsem.
Zij voelt slechts de illusie van bescherming.
Een zucht ontsnapt, samen met de drang tot eenwording.
Ik werp nog een laatste blik
en gebied mijn voeten verder te wandelen.
Het zelf loopt weg, het verdwijnt uit de spiegel, waar het zijn achtergelaten wordt. Stil houdt ze stand in een moment dat voorbij is.