Maandag 19:00
Mijn moeder belt om me te herinneren
Belt als ik in het dokter de donker hoor, migraine is gewoon koppijn
het heeft er niets mee te maken
- Om me te herinneren dat ik een afspraak heb voor een gesprek met mijn vader
Ze zegt: ik zou het fijn vinden als jullie weer normaal, als jij weer thuis
Ze heeft het ons geleerd: je kunt veel zeggen als je begint met “ik vind”
Hij rijdt twee uur om mij te spreken, stuurt van tevoren een brief met spelfouten
Er is een briefhoofd met mijn adres, hij schrijft “beste” maar ik weet beter
Ik neem me voor hem niet binnen te laten
We gaan uit eten
Ik trek aan: hoge hakken, nette blouse, want
hij verwacht, hij rekent altijd
op afstand (en rekent af)
Hij weet van de migraine, zegt dat ik koel moet slapen
Het is buiten vijfendertig graden, ik denk “ik vind, ik vind, ik vind”
Hij maakt zich zorgen: ik lijk op zijn moeder
Ik heb geen beeld van Jezus en geen televisie
Ik kook geen groentesoep, maar
Hij houdt van haar en ik niet
Hij wijst op verschillende strategieën om de boel draaiende te houden
Waaronder: rationaliteit; zelfdiscipline; sportschool
Spreekt in kernwoorden als “balans” en “levensles”
Ik denk “notulen maken à bulletpoints”
Ik heb leren lezen op zijn schoot en tussen regels door
Kan ik nog woorden maken
Ik heb blaren van de schoenen, zeg ik
Wil je me dragen?