HET LEVEN, EEN SLANGENKUIL

De staart van de slang, de plaats van vergif, de Forelstraat.

De plaats waar jij me deed huilen, deed lachen en me verliet.

De Rabotstraat, maar een schub van de slangenhuid. Hier was

alles gebeurd, hier de woonplaats van een serpent. Niet dat

het me iets doet, nee ik ben het gewend. Het midden van

de slang daar, de Brugsepoort. Het middelpunt, geen begin

en geen einde. Bompa, wordt dit ons nieuw begin of jouw

einde? Rupert, die kwam maar tot de nek van de slang

17 jaar, nog niet zo erg lang. Maar verder groeien?

Dat gunde de drank van vergif hem niet.

Een slang van verdriet. Waar ik nu zit, zie je niet.

In de bek van de slang – de Schommelstraat, mijn

straat. Wachtend tot de slang des levens me inslikt en ik

al het leed van kop tot staart opnieuw mag meemaken.

Gerben Cretel
Atheneum Wispelberg