De Lebuinistoren in Deventer
5
Stem van stad
Een koepel zo rood als de zon in de ochtend
met schitterend goud dat straalt in het licht.
De klokken slaan met hamers en klepels
Creëren de stem van staal slaat op staal
Ze wekken de mensen heel vroeg in de morgen
ze gaan weer in slaap, als de avondklok gaat.
En ’s ochtends wanneer de zon weer gaat schijnen
de koepel rood oplicht en de beiaard luidt
dan steekt de haan zijn kop weer naar boven
en blinkt hij de zon weer trots tegemoet.
6
Deventer is een stad met een toren
Ooit waren het er 5, nu is het er 1
Bedekt met doeken en in de steigers
Is de glorie onttrokken aan het oog.
Wat ooit van hout was is nu van steen
Verbrand, verwoest en weer herbouwd
Deze toren hoort bij Deventer
En is bij iedereen vertrouwd.
8
Lebuinus
Elke keer als ik vertrek
Wordt ik uitgezwaaid door die toren.
Door wind en regen ruw gemaakt
Maar zijn schoonheid nooit verloren.
Bij het afscheid van deze “goede vriend”
Moet ik heel even slikken.
Want na elke slag of ramp
Moest zij haar wonden likken.
Vandaag de dag,
Een nieuwe klok
Een oude klokkentoren
Een evenwicht
Dat geen mens of dier
Ooit nog zou verstoren.