Broederliefde
Als twee hondsdolle coördinaten springen
en vliegen we door de witte ruimte heen.
Jij, die als een chiwawa achter mij aanzit.
Ik, die als een chagrijnige wolf jou
van me af probeer te schudden.
Ik ben het zat, ik bespring je, voor ons een witte
muur waar we tegenaan vliegen.
Jouw hoofd gaat de muur als eerste raken,
maar daar kan ik wat aan doen.
Ik druk je tegen me aan, schop tegen de muur, wat heb ik gedaan?
Waarom deed je dat, vraag je boos en verbaasd,
op de grond liggend, jouw rug op mijn buik
en mijn rug op de grond.
Ik kijk je in je blauwe ogen aan en strijk door je blonde haar.
We zijn broers after all, zeg ik tegen je.
Ik kijk je aan in je heldere blauwe ogen,
en jij kijkt in mijn groene kijkers.
Ik voel je warme hand tegen mijn gezicht,
je lippen raken de mijne, wat een gek gezicht.
Maar iets dat zo goed voelt,
dat kan gewoon niet slecht zijn.
Broertje, ik hou van je, en jij van mij