Tijd en illusies
Uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen – elementen van tijd die het leven vormgeven. Die mijn leven vormgeven. Voor de een vliegt zijn leven voor zijn ogen voorbij, voor de ander is het leven uitbundig lang. Maar toch blijft het dezelfde periode.
Is het leven dan een grap, of zit er iets achter deze illusie van tijd? Tijd doordringt alle onderdelen van ons bestaan. Het ordent onze dagen, markeert herinneringen en bepaalt onze toekomst. Maar wat is tijd echt? Is het slechts een reeks opeenvolgende momenten, of is het een dieper fenomeen dat ons begrip te boven gaat?
In mijn zoektocht naar de betekenis van dit element kijk ik naar de gedichten van Gerrit Kouwenaar en Marc Insingel. In Kouwenaars gedicht Men moet voel ik de druk van tijd die ons dwingt tot actie, tot het nemen van beslissingen en het maken van keuzes.
Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwen
men moet nog boodschappen doen voor het donker
de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelder
men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters
een harnas aanmeten, ijswater koken leren
De regels roepen op tot een gevoel van urgentie, alsof de tijd ons voortdurend aanspoort om vooruit te gaan, om niet stil te blijven staan in het leven van nu.
Daartegenover staat het gedicht Ze verdedigen wat ze hebben van Marc Insingel, waarin de herhaalde vragen een gevoel van stilstand en herhaling oproepen. Het lijkt alsof de personages vastzitten in een eindeloze cyclus van verdediging en bezit, gevangen in de tijd zonder vooruitgang te boeken. Deze gedichten weerspiegelen mijn eigen strijd met de tijd, waarin ik balanceer tussen het gevoel van druk om vooruit te komen en de wens om te pauzeren, te reflecteren en te begrijpen. Wanneer kan ik stil staan en mijn keuzes overdenken? En wanneer is het juiste moment om vooruit te kijken en mijn toekomst te bepalen? Zal de tijd dat wel toelaten?
Ze verdedigen wat ze denken dat ze hebben.
Wat denken ze?
Ze denken dat ze verdedigen.
Wat denken ze dat ze verdedigen?
Ze denken dat ze verdedigen wat ze hebben.
Wat hebben ze dat ze verdedigen?
In de voortdurende strijd tussen vooruitgaan en stilstaan, blijft de vraag hangen: wat verdedig ik eigenlijk? Verdedig ik wat ik denk te bezitten: mijn identiteit, mijn dromen, mijn toekomst. Wat ik verdedig is slecht een illusie. Misschien is het antwoord te vinden in de momenten waar ik stil kan staan, de tijd kan omhelzen. Waar ik kan begrijpen dat het leven, hoe kort ook, de moeite waard is.