Natuur of stad?
Dat is een vraag die ik al veel aan mezelf heb gesteld.
Het gedicht Het landschap van Leo Vroman laat me eerder voor de natuur kiezen. De tijden van gezellige wandelingen door de lentelandschappen met mijn gezin. De tijden van avondspellen met de scouts in de donkere bossen. De tijden waarin ik met mijn broertjes in de tuin speelde. Het slot van het gedicht gaat zo:
(…)Dan sta je stil, knijpt in mijn hand,
en roept: Waarachtig! Daar!
en wijst naar geen spoor in het gras
zodat ik mij weer doodschrik want
het lijkt ons of er even maar,
iemand van vroeger was.
Voor mij stelt die ‘iemand’ de verzameling van natuurherinneringen voor. Dat geeft me een fijn gevoel. In het eerste verzen van het gedicht kan ik me zeer goed vinden:
Ik wens je een landschap toe, zo compleet
dat ik er haast niet ben
Zo een momenten heb ik nog maar een paar keer meegemaakt in mijn leven. Een mooi voorbeeld was de dag waarop ik samen met m’n gezin de top van een berg in de Pyreneeën bereikte. Het zicht was verbazingwekkend en helemaal niet in een foto te krijgen.
Aan de andere kant laat De dapperstraat van J.C.Bloem me meer aan de kant van de stad aan leunen. De beste vakantie van mijn leven beleefde ik in New York City. De aangename sfeer in een stad waar het zo stil is dat je jezelf kan horen ademen. Met je fiets door de straten vliegen. Dit zijn de dingen die ik aan de stad link.
(…)Alles is veel voor wie niet veel verwacht
het leven houdt zijn wonderen verborgen
tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.
Dit heb ik bij mezelve overdacht,
verregend, op een miezerige morgen,
domweg gelukkig in de Dapperstraat
Deze verzen geven me het gevoel dat de stad juist dat perfecte is. Hetgeen dat ik nodig heb. Hetgeen waar ik niet zonder kan.
Uiteindelijk is er geen juiste keuze en de vraag blijft galmen in mijn achterhoofd.