Het waait in mij
Het waait soms ook in mij.
Het is er eigenlijk zelden windstil.
We hebben allemaal een wervelwind in ons.
En bij de ene verwoest deze meer dan bij de ander.
Feiten, leugens, meningen, herinneringen...het is haast een puinhoop.
Dit is ook wat Bernard Dewulf heeft bedoeld in zijn gedicht Naar binnen. Dat het moeilijk is, een menselijk doolhof binnendringen.
We verliezen elkaar er in en soms ook onszelf.
Een mens is eerder een routinedier, maar het werkt nu eenmaal niet zo.
Ik lees het gedicht van Bernard Dewulf:
Naar binnen
Ik zou haar willen kennen,
deurtje in haar hoofd en zo
naar binnen. Omzichtig door
de doolhof die zij is.
Daar is een kamer vol met
alles wat zij mist. Feiten,
dagen, mensen door elkaar.
Het heeft gewaaid in haar.
Een man is hier die dood is.
Een kind dat niet bestaat.
Ik snuffel in een leven, kan
met alles niets beginnen.
Het is goed dat het vergaat.
In dit eerder brave, traditionele, maar heldere gedicht zag ik mijn overgrootmoeder die dement is.
Daarbinnen waait het onophoudelijk.
Haar doolhof is een raadsel.
Van datgene wat er in haar omgaat, heeft de wervelwind veel weggevaagd.
En dan komt de pijn.
Want het geeft me hartezeer om haar te zien struikelen over haar woorden, om braafjes opnieuw te antwoorden op een vraag die het gesprek al een viertal keer is gepasseerd.
Het geeft me een gevoel van hopeloosheid. Een schuldgevoel, omdat ik de kracht vaak niet heb om tot haar diepe kern door te dringen.
Dus ik ging op zoek naar een tweede gedicht waar ik diezelfde gevoelens zou terugvinden. Al snel vond ik Anthony Kok met De wisselwachter.
Een fragment :
‘n Man.
Hij fluit.
Het leeft.
Hij zingt.
’n Man.
Hij ’s vuil.
Hij ’s grauw.
Hij ’s zwart.
(…)
’n Man.
Hij bukt.
Hij grijpt.
Hij wringt.
’n Man.
Hij fluit.
het fluit.
Verminkt.
’n Man.
.n Wiel
’n Stang
’n Gil
’n Man
Het kraakt.
Hij krimpt.
’t Is stil.
’n Man.
Hij ’s vuil.
Hij ’s grauw.
Hij ’s dood.
’n Man
’n Mensch
’t Is rood
’t Is rood.
De tekst lijkt hier absurd, de woorden lijken geen doel te hebben.
Er is hier geen draad van Ariadne om me de weg te wijzen.
Het doolhof dat zij is, mijn overgrootmoeder, vond ik hier terug.
Ik vond het in de stilte, de gil, de man, de stang, het rode en het zwarte en... in de betekenis van het radeloze vond ik haar.
Zoals Bernard Dewulf zegt: ik kan met alles niets beginnen.
Met de interessante willekeur van Anthony Kok kon ik niets beginnen.
Of een poging wagen en...toch niets beginnen.
Bernard Dewulf schreef hier geen literair meesterwerk maar daar gaat het niet om. Hij gaf me het gevoel van opluchting, de losse woorden van Anthony Kok een gevoel van troost.
Ze gaven ons het recht op een bezorgd hart, zo in onze schoot geworpen.
Het waait soms ook in mij, en ik laat hem begaan.
Mijn overgrootmoeder is een ruïne vol met wonderen.
De dichter maakt een open gedicht, maar het is aan de lezer om zijn eigen rijke ervaringen te durven blootstellen.
En dan is er nog dat...
...het goed is dat het vergaat.
Soeteken Rosseau
Lyceum Deurne, Antwerpen