Herkenning
Herkenning
(…) En wij zoekend met onze vingers in de kieren
of daar nog wat groeide voor herinnering
Net als dichter Lieke Gorter zoek ook ik met mijn vingers of er nog iets groeit voor herinnering.
(…)Ik telde de gezichten, bestudeerde de gebaren
vier gelijkende en een schim.
Ik vind dit vaag, maar tegelijkertijd ook heel erg mooi, ik kan me erin herkennen. Het gedicht Huis van Lieke Gorter zie ik tijdens het lezen goed voor me. Daarentegen is het gedicht De wrede vuisten van het niet van Marije Langelaar juist niet specifiek.
Twee verschillende gedichten, allebei vaag en toch kan ik me in beiden herkennen. Hoe zit dat?
Herkenning. Hoe en waarom kan ik me in een gedicht herkennen?
Het gedicht Huis is heel beschrijvend, zo zie ik het. Tijdens het lezen zie ik de gedekte tafel en de muren vol mensen met zonnekleppen al voor me. Ik hou van metaforen, ze zijn soms zo abstract, dat je je eigen idee erbij kan bedenken en dat vind ik leuk. Een gedicht waarin ik zelf kan ontrafelen wat ermee bedoeld wordt of een gedicht waar ik een herinnering of ervaring aan kan koppelen. Zo’n gedicht boeit mij wel.
De metaforen en beschrijvingen in Huis kan ik eigenlijk vergelijken met kunst. Sommige lijnen, figuren etc. zijn al duidelijk geschilderd, je ziet wat het voorstelt. Andere kleuren en vormen zijn soms juist zo abstract dat je er zelf iets bij moet bedenken.
Als ik naar de Sterrennacht van Vincent van Gogh kijk, zie ik een sterrennacht. Logisch natuurlijk, je ziet duidelijk een stad met een hemel vol sterren. Maar ik zie ook mysterieuze vormen, krullende vormen. Ik zie het leven uitgebeeld in de lucht. De blauwe lucht met hier en daar lichtpuntjes; blije herinneringen. Maar ook wind; alsof er een storm door je leven raast. Uit de wrede vuisten van het niet:
Onmogelijk. Ongehoord. Niet. Njet. Non. Niet.
Niet. Niet.
Wil niet, kan niet, gaat niet, ongepast.
Uitgesloten. Ongehoord. Nimmer. Niet. Nooit.
Zo voel ik me weleens. Alsof niemand naar je luistert, alsof je uitgesloten bent, ongehoord, alsof niets verandert. Nooit.
Een vechtscheiding, nog steeds moeilijk. Als kind van 11 jaar deed ik mijn best om alles goed te doen, om dingen te voorkomen. Ik hoopte op verandering, maar ik voelde me ongehoord. 5 losse woorden die zo een herinnering in me oproepen.
De wrede vuisten van het niet is een kort, maar krachtig gedicht, bestaande uit alleen maar negatieve, niet-woorden. Ik weet niet precies waar de dichter het over heeft, maar voor mij gaat het om situaties waarin ik me ongehoord voelde. De flow, klank, beschrijvingen, herinneringen en ervaringen. Dat zijn allemaal dingen waardoor ik me kan herkennen in een gedicht.
De vraag die ik mezelf in de inleiding stelde, was: hoe kan ik mij in een gedicht herkennen en waarom?
Ik denk dat ik me in een gedicht kan herkennen als ik er zelf een verhaal aan verbind. Herkenning gebeurt wanneer ik een weerspiegeling van mijn leven in het gedicht zie. Maar misschien is het wel meer. Kan ik me dan in elk gedicht herkennen? Moet ik altijd een ervaring of een gevoel aan een gedicht koppelen om me erin te kunnen herkennen?
(…) En wij zoekend met onze vingers in de kieren
of daar nog wat groeide voor herinnering, ook een stofnest
is een nest, ook achter losse plinten kun je schuilen.
Naomi - Haags Montessori Lyceum