Caleidoscoop

Jef

Schijn en realiteit, een grote filosofische antithese die zich voordoet in ons denken. Toch is er geen enkel mens die beide concepten consequent van elkaar kan onderscheiden in een praktische context. Valt realiteit te vatten en kan men rondom schijn heen kijken? We kijken altijd door een caleidoscoop wanneer we de realiteit innemen. Al sinds de klassieke oudheid weten we dat deze lens moeilijk te doorbreken valt zonder je te snijden aan de scherven.

Eén van de meest visuele voorstellingen hiervan is Plato’s allegorie van de grot. Een donker hol waar we vastgeketend zitten om naar schaduwen op een wand te kijken, die door de poppenkast achter het vuur voortgebracht worden. Als het ons toch lukt met onze verzuurde spieren de ketens te lossen, proberen we op handen en voeten de duisternis te verlaten, om dan verblind te worden door het felle licht van de zon en ons weer naar binnen te keren.

P.C. Hooft, de renaissancedichter, schreef over een verblindend verlangen in zijn sonnet Mijn lief, mijn lief, zo sprak zij mij toe. Een vurige liefde wordt door Hooft beschreven, voor een vrouw wier naam ongenoemd blijft. De zintuigen van het ik-personage worden beproefd, zo weinig twijfel is er aan het bestaan van deze dame. Hij hoort haar lieve woorden en kust haar zachte lippen.

‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief,’ zo sprak mijn lief mij toe,
terwijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.

Maar deze schone deugd wordt van hem ontnomen bij het opkomen van de zon. Hij ontwaakt uit de illusie en spreekt een godheid aan en hij vraagt waarom hij gekweld moet worden door in deze schemering te moeten leven tussen het ware en het schijnbare, met de stevige combinatie van een chiasme en de antithese tussen leven en droom in het laatste vers.

Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan 't wezen,
Het leven droom, en droom het leven zo gelijk?

Je slaapt van Ted van Lieshout, gaat over het in leven houden van iets levenloos. Het kan letterlijk worden geïnterpreteerd als het verhaal van iemand die over een vitaal instabiel persoon waakt, maar ik denk dat het verder gaat dan dit. Ik zie het als een levend houden van een dovend vuur van iets ijls. Er is een constante sfeer van paranoïde dat de zoete leugen verdwijnt, waardoor het ik-personage nu en dan de kolen aanblaast. Maar zorg ervoor dat de vlammen niet te hoog stijgen want zo brandt het hout enkel sneller op. Dit wordt uitgedrukt met

Hoe meer ik van je houd, hoe verder weg moet ik
om je niet te breken

Wanneer de illusie uiteindelijk dreigt te bezwijken, wordt er een impulsieve reactie van agressie vertoond met de woorden ‘klaar om je wakker te wurgen’:

zit bij je, stil, klaar om je wakker te wurgen als je
lucht durft over te slaan of je verslikt in een ademtocht.

Als we de twee gedichten naast elkaar leggen op vlak van interpretatie, verschillen ze niet erg, maar vertonen ze allebei een verschillende handeling van interactie met de caleidoscoop. Hooft wordt blootgesteld aan het verblindende licht dat achter de lens en eveneens de uitgang van de grot ligt. De interpretatie van de illusie ligt aan de lezer, net zoals de letterlijke betekenis van een gedicht slechts een vervaagde projectie is van de ware betekenis.

 

Jef
klas 5 klassieke Muziek- Kunsthumaniora Antwerpen
Debat & Essay 2020, voorronde in Villanella Antwerpen