Mona Thomasse van de School der Poëzie Community
Mona Thomasse is lid van de School der Poëzie Community en werd het afgelopen jaar gecoacht door Myrte Leffring van Awater. Zij wilde leren in andere stijlen en vormen schrijven en vanuit een concept. Mona heeft onderstaand verslag geschreven over haar ontmoetingen met Myrte.
13 november
Eerste afspraak, in Urban Bakery (het regende heel hard).
Myrte en ik hebben een beetje gekletst, ze heeft me over wat dichters verteld en we hebben naar twee oudere gedichten van mij gekeken. Ze heeft me meteen opdracht 1 meegegeven; een gedicht schrijven met als inspiratiebron Toon Tellegen.
11 december
Ik had een gedicht geschreven met dezelfde inhoudelijke opbouw als Toon Tellegen vaak doet; een ‘simpel’ verhaaltje met een tweede, filosofische laag.
Ik had voor het gedicht geen titel bedacht, en Myrte moedigde me aan om dat juist wel te doen, omdat het de manier waarop het op de lezer overkomt kan beïnvloeden, of de lezer nieuwsgierig kan maken.
Ook hebben we het gehad over vervelende vulwoordjes, zoals overmatig gebruik van ‘en’. Uiteindelijk is dit het gedicht geworden:
TT
Een man staat voor een deur en
heeft de sleutel in zijn zak
zijn hand er strak omheen geklemd
op de deur staat groot geschreven
BIJ GEVAAR DEUR INTRAPPEN
en als de man van alles moest
geen kant meer heeft om op te gaan
stormt hij naar de deur en trapt en trapt
de sleutel in zijn hand geklemd.
(Ik realiseer me nu ik dit schrijf dat ik nog steeds geen titel heb bedacht…)
We hebben het gehad over verschillende stadsdichters, en Myrte liet me een site zien waarop je kan zien waar er gedichten op openbare plekken te zien zijn (bijvoorbeeld op een muur of brug).
22 januari
Ik kreeg de opdracht een stadsgedicht te schrijven volgens een heel precies stappenplan; uit het raam kijken en dingen opschrijven die ik zag, twee keer een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord met dezelfde beginletter, etc. Op deze manier had ik een heel lijstje met dingen die ik in mijn gedicht kon gebruiken.
Het gedicht:
Massa
Ik had nog
nooit eerder goed
gekeken naar de
mensen die de straten
oversteken hand in
hand gevouwen
van papier.
Nooit zo.
De gele trap waarop je
met mij stond is vol
ik hoop je hier nog
eens te zien, een glimp van
jou in massa’s mensen.
Ik had in een eerdere versie i.p.v. ‘van papier’ ‘uit gras’ gebruikt, maar leerde dat het beter is om iets te gebruiken wat de lezers goed voor zich kunnen zien. Het kan dan wel mooi klinken, maar het beeld is heel belangrijk.
Dit gedicht heb ik (met vormgeving) ingezonden om tentoongesteld te laten worden in het Nieuwe Instituut Rotterdam. Daar heeft het een tijdje gehangen.
20 februari
De opdracht was een gedicht schrijven naar het gedicht Baboesjka door Peter Verhelst.
Ik moest heel precies zijn stappen volgen, met o.a. enjambement en een vraag met naam op het einde. Het uiteindelijke gedicht:
Marie
Toen ik het je vroeg viel je in stukken uit elkaar
je had al eerder op die dag je haar geknipt en was
voordat ik kwam naar huis gelopen
blote voeten op de randen van de stoep
en ik zag je door het winkelraam voorbij
als ik in de morgen naar je keek was je
omlijst door licht, mijn handen lagen
doelloos in mijn schoot terwijl ik ze zo graag
vervlocht met jou, je wenkte mij
vanaf de stoel, waarop je zat
te lezen welke zinnen ik je niet kon zeggen
en nog kan ik de moed om jou
de hele wereld te omschrijven, op te schrijven
alle duizend woorden voor te lezen, op te lezen
niet verzamelen, is de adem al
dat leven leven maakt, Marie?
Deze dag kreeg ik alleen reactie via de mail, dus hebben we niet veel dingen besproken. Myrte had wat reacties in het document gezet waar ik misschien iets mee kon doen. (Ik vond het toch fijner om gewoon af te spreken, want dan kun je je woordkeuze uitleggen en een betere overweging maken.)
26 maart
Dit was weer een afspraak in levende lijve, en ik heb een ‘verhuisgedicht’ geschreven. Het gaat over een oud persoon dat naar een bejaardentehuis gaat verhuizen. Ik mocht het woord ‘huis’ niet gebruiken en ik moest minstens 2 metaforen gebruiken.
Een nieuwe plek
Mijn handen gaan over de ruggen
van met stof bedekte boeken
die mijn kasten al een eeuwigheid
bewonen, ongelezen onbewogen.
maar zouden alle letters nog
hetzelfde staan? misschien zijn
punten woorden. opgeschoven naar
een goede plek voor leven op die leeftijd.
mijn handen vegen over stukken
met behang bedekte muren
die voorheen altijd vertelden waar
ik woonde en waar niet.
de klok slaat een paar keer, ik luister
niet hoe vaak en ik
herken al lang geen mensen meer.
Ook op dit gedicht heb ik via de mail commentaar gekregen. We zijn niet echt diep ingegaan op de inhoud, Myrte gaf alleen wat suggesties m.b.t. woordkeuze op punctuatie.
24 april
Voor de volgende opdracht moest ik een gedicht schrijven n.a.v. twee lijstjes: een lijstje van woorden waar ik een hekel aan heb en een lijstje van woorden die ik liefheb, mooi vind.
Dat vond ik best lastig, want ik vind het moeilijk om woorden te bedenken die ik lelijk vind (vaak vind ik lelijke woorden op de een of andere manier toch weer mooi omdat ze lelijk kúnnen zijn). In het gedicht moest ik van elk lijstje twee woorden verwerken. De woorden uit het lelijke lijstje waren ‘spijt’ en ‘snerpen’, de woorden uit het mooie lijstje ‘omhelzing’ en ‘groeien’.
Uit elkaar gegroeid
Toen het begon
te regenen verstijfde ik.
Het water sijpelde vanaf mijn
kruin via de binnenkant
van mijn hemd
omlaag
en
bleef daar.
Je omhelzing was te vroeg geweest
we vergroeiden met elkaar tot een,
de spijt die ik toen voelde krast
nog in mijn borst.
Mijn hoofd omhoog gericht, de druppels
stuiterden op mijn gezicht en ik,
verstijfd, doorweekt, gekreukt.
En als ik je vergeten was
bewoog ik richting huis
jouw beeld nog snerpend ergens
achter mij vervaagd.
Dit gedicht was (vooral in de tweede strofe) heel anders, maar ik heb samen met Myrte de juiste woorden gevonden. Ik was eerst te veel om datgene wat ik wilde zeggen heen aan het draaien. Ook waren de werkwoordsvormen niet consequent, dus daar hebben we nog goed naar gekeken.
Vanwege het coronavirus hebben we deze dag via Zoom gedaan, dat ging prima!
22 mei
Dit laatste gedicht moest geïnspireerd zijn op het gedicht Knikkers van Arjen Duinker. De herhaling en het gebruik van alledaagse woorden. Myrte had me een filmpje gezien met een interview, waarin Arjen Duinker vertelt dat hij een geliefde al het ware ‘in’ het gedicht heeft geschreven, zonder dat de lezer dat doorheeft. Dat heb ik ook gedaan; een vriendin van mij speelt ook cello, en ze heeft een heel groot huis. Als we een sleepover hebben en we gaan bijna slapen krabben we elkaars rug totdat we te moe zijn.
Groot huis
De poppenkast met enge poppen
staat stil in een hoek, het lachend porselein.
De cello’s met gesprongen snaren
spelen geen duetten meer, hun ongeroerde toets.
Het huis met hoge deuren heeft een zolder zonder licht
waarop ik met gesloten ogen bijna elke avond zit.
De trappen kraken in een zelfbedachte taal,
ik luister en ontdek patronen, ik onthoud ze allemaal
en fluister stil wat woorden terug.
De poppen liggen onbewogen om de kast verspreid
ik voel bekende vingers op mijn rug.
De kasten van de cello’s zijn door stofdeeltjes vergrijsd
ik voel bekende vingers op mijn rug.
Aan dit gedicht hebben Myrte en ik geen wijziging aangebracht op wat hoofdletters na.
Dit was weer een Zoom meeting, en we hebben samen nog heel snel een ander gedicht van Arjen Duinker gebruikt voor een eigen versie (ik kan het nu even niet vinden, ik zal het sturen als ik het heb).
Ik heb van dit traject heel veel geleerd en een hoop nieuwe dingen geprobeerd; nieuwe stijlen gebruikt, dichters gelezen, anders gekeken. Ik denk dat zoiets voor veel jonge schrijvers/dichters goed zal zijn.
Myrte suggereerde dat ik eens wat gedichten in moest sturen voor een tijdschrift, dus dat heb ik gedaan: het e-magazine Meander was enthousiast en mijn gedichten Groot huis, Uit elkaar gegroeid en Een nieuwe plek worden 30 juni geplaatst.
Ontzettend bedankt voor deze ervaring, ik ben blij dat ik deze kans gekregen heb!