Schrijfopdrachten bij actuele poëzie

Lees het volgende gedicht dat in Kleine lichamen van Peter Ghyssaert staat:

In uw favoriete laantje regent het pijpenstelen. Slakken
glijden als knikkers van de bladeren. Uw kleine zuster
huilde als een wolf toen haar een tand getrokken
werd, maar wij houden nog van haar. Er was sprake van
gratie voor al die grijze schimmen die zich in de
uithoeken van de aarde bevinden.

Wachten tot het zomer wordt, dan kunnen wij als door een warme
koker naar de stad toe wandelen. Heel de familie had snelle 
vingers en een scherpe tong; zij zijn niet meer dan een vlek
in de barmhartige geschiedenis.

Zover het oog reikt de moestuinen, donker als teer,
de kleine geniepige wandelpaden. Langzaam onthullen
zich de landen waar u nooit verdwaalt.

2
Schrijf uit bovenstaand gedicht vijf woorden op 
die jij het belangrijkst vindt. 

3 
Kijk naar je lijst van vijf woorden en verzin er een eigen woord bij. 
Dat eigen woord ‘overkoepelt’ op een bepaalde manier de vijf woorden. 

4
Stel vragen over je nieuwe woord en noteer antwoorden. 
Aan wie denk je bij dat nieuwe woord? 
Aan wat denk je bij dit woord? 
En waar bevindt dat zich? 

5
Gebruik je sleutelwoorden om er drie korte regels mee te maken. 

6
Zoek nog drie losse woorden die bij de drie regels passen. 

7
Maak met die drie woorden drie bijpassende aanvullend regels. Schrap hierna de overbodige woorden in je zinnen. 

8
Zet waar je het mooi vindt witregels tussen de zinnen. 
Bijvoorbeeld daar waar je overgaat naar een ander beeld. 
Of maak er een telspelletje van waar je de witregels plaatst. 

Voorbeeld van een uitwerking:
1 laantje, slakken, zomer, stad, moestuin
2 volkstuin
3 wie: vriend
   wat: tuin 
   waar: stad 
4 Mijn vriend en ik 
   wonen op de tuin 
   midden in de stad 
5 klein, onkruid, stilte
6 klein is onze wereld 
   onkruid is een probleem 
   stilte is verkeer op afstand
7 Mijn vriend en ik 
   wonen op de tuin 
   midden in de stad 

8 Klein is onze wereld 
   onkruid een probleem 

   stilte verkeer op afstand