Ode

Ode aan F. Starik en Menno Wigman op Juni Gedicht 2018

Erik Jan Harmens en Marieke Lucas Rijneveld maken deel uit van de Poule des Doods, een groep dichters die zich inzet voor Stichting De Eenzame Uitvaart. Mensen die zijn gestorven zonder familie of vrienden die kunnen worden gevonden door de Gemeente Amsterdam, krijgen bij hun uitvaart een gedicht dat een dichter speciaal voor hen geschreven heeft waarin alles wat bekend was over de overledene is verwerkt. De dichter en gemeenteambtenaren begeleiden de dode op zijn laatste reis en de dichter draagt het gedicht voor. "Op deze manier heeft poëzie echt iets te betekenen. De woorden van de dichter geven de gestorvene zijn waardigheid als mens terug" zei dichter Erik Jan Harmens. Samen met zijn zoon Julian stond hij op het podium, naast dichter Marieke Lucas Rijneveld. Gedrieën zouden zij twee dode dichters herdenken, Menno Wigman (1966 -2018) en F.Starik (1958 - 2018). F.Starik, mede-initiatiefnemer van de Poule des Doods, maakte daar samen met Menno Wigman deel van uit. F.Starik was 'goed met de dood' zoals hij zelf schreef:
 

Goed met de dood

Starik is goed met de dood zeggen ze
zo krijgt hij 's nachts bericht van lieve
stille Boeddha: konijn is dood, schrijft A.

Zielig hoor, tettert de man die goed
met de dood is 's morgens in haar antwoordapparaat:
het gaat zoals het gaat, en ja, het lijkje kan

gewikkeld in een oude krant, mee met de vuilnisman.
Wij van Starik adviseren: bewaar het dier niet langer
op het balkon. Kan niet. Vliegen. Heeft geen veren.

Marieke Lucas Rijneveld las het gedicht 'Pijn' van Menno Wigman:

PIJN

’s Nachts slaap ik op een mes. Hoe ik ook vecht,
een onbehouwen pijn brandt me uiteen.
Half drie. Mijn pijn zit tegenover mij.
We praten niet. We schreeuwen niet. We kijken
elkaar niet eens de kamer uit.

Zo lig ik maar te wachten in mijn huid.
Vier uur. Ik zie de dode met mijn naam.
Ik zie een lichaam in de kamer staan.
Sterk is het, tanig, stoer en jong —
sprekend mijn lichaam toen het alles kon.

Ik groet het niet. En toch, die vreemde schim
laat mij een kamer met een meisje zien,
ik lag te wachten bij een open raam
en kreeg die dag een lichaam met een naam.

Half vijf. Hoe moet ik slapen op een mes?
Half vijf. Hoe kom ik uit dit lichaam weg?

Menno Wigman

Zij las ook een gedicht dat zij voor F.Starik had geschreven naar aanleiding van zijn dood:

Een verkeerd geparkeerde auto

Ze zijn vergeten het geluid weer aan te zetten, woedend op wat knoppen
zitten drukken, de ramen staan als televisieschermen op sneeuwbeeld en
jij als groot nieuws in het theater van onze weemoed, de kaasschaaf ligt
onaangeroerd op het tafelblad en je hart dat als een verkeerd geparkeerde

auto in de borstkas tot stilstand was gekomen, op dat moment trok ik net
een blikje ansjovis open, een massagraf zou je gezegd hebben, en hoe ik
ze haast lieflijk op de snijplank legde, de olie van hun lijfjes depte, ze daarna
serveerde met wat cherrytomaatjes en speltpasta: hoe minder fotogeniek het

leven, hoe mooier de borden zijn opgemaakt. Wat ik zal missen onderstreep
ik op papier: het uren lang mailen over de aankoop van appelslakken voor in
je aquarium – ik heb ze nooit gezien maar je voelde je een vader voor ze,
wakend aan de andere kant van het water was vaak het beeld dat ik het laatst

zag voor ik insliep, je wang tegen het glas als de slijmerige onderkant van een
slak. Of over mijn glow-in-the-dark dekbed dat jij als zeer gevaarlijk bestempelde;
ik kon het beter in beton laten storten en gekscherend noemde je me kikker, kikker
dit, kikker dat en we dronken tomatensap in café De Zwart, kozen mooie woorden

uit, bespraken ze met een heldere tongval: ochtendnevel, camouflage, steltlopers,
lieslaarzen. En dan alles wat je me leerde over kleine mensen en grote wensen,
over dat vriendschap altijd van twee kanten moet komen, en nu sta ik hier en ben
jij daar, je slakken dragen vandaag speciaal voor jou hun bruine maatpakken.

Marieke Lucas Rijneveld

Erik Jan Harmens haalde mooie herinneringen op over de beide dichters. Over hoe Menno Wigman hem wat ongemakkelijk water had aangeboden toen hij bij hem op bezoek kwam en vervolgens 'nog wat water?' en over Starik die enthousiast kon reageren met 'Eéé'.

Julian Harmens had Menno Wigman leren kennen via zijn vader en met Menno gesproken over zijn beginnend schrijverschap. Deze ontmoeting had hem geraakt en hij schreef daarover een gedicht dat hij voordroeg - zoals zijn vader zei zoals dat hoort bij de jeugd, vanaf zijn telefoon. Zo werden de dichters geëerd met hun eigen poëzie en de door hen geïnspireerde woorden.