Y- POETRY in Asse
Ineens wist ik weer hoe het voelde, liggend op de grond schrijven. Met één hand steun je je hoofd en met de andere schrijf je. Je ligt op een kussen en het papier ligt op de grond. De leerlingen van de Academie August de Boeck in Asse schrijven in diepe ernst hun gedichten. Ik was op het laatste nippertje binnengekomen, want de rondweg van Brussel was nóg drukker dan ik dacht.
Het is avond. Een aangename oude school, door de deur klinkt muziek uit andere lokalen. Van het kunstonderwijs in Vlaanderen op de middelbare scholen kan het Nederlandse ministerie voor Onderwijs nog veel leren. Deze leerlingen volgen al jarenlang lessen in voordragen, lezen en schrijven van gedichten. Aan de wand een groot zwart bord met in krijt geschreven regels uit de wereldliteratuur. De leerlingen worden voorbereid op het conservatorium of andere kunstopleidingen. En dat is te merken. Nadat ze aan de hand van een korte opdracht een kleine tekst hebben gemaakt, gaan ze in groepjes van drie aan het werk. Ze lezen de gedichten uit de bundel en dragen er telkens één voor. We spreken er kort over en ik maak ze attent op wat eigenaardigheden van de moderne poëzie. K. Michel gebruikt in zijn gedicht de afgebroken gedachte, hij maakt van iets gewoons in de stad iets heel bijzonders, Robert Anker maakt nieuwe taal, andere gedichten spelen zich af op een bijzondere plaats, zoals in de ondergrondse, in één regel kan een tegenstelling voorkomen, een witregel brengt het gedicht op spanning, een vergelijking kan uitgebreid worden tot een zelfstandig element van het gedicht. Wat heerlijk dat ze allemaal aan de haal gaan met wat ik heb ingebracht. Ze schrijven, bijten op hun pen, kijken hoe ze hun aantekeningen of het eerste tekstje kunnen gebruiken, zuchten, staren, ze dichten.