zz

Jongerendebat 2006

Presentatie: Rick de Leeuw
Essay: Ruben van Gogh
Deelnemende jongeren: Gűlsah Can, Hervormd Lyceum West, Amsterdam;
Vera Gouka, Breda (al van school af);
Marlijn Smulders, Rodenborgh College Rosmalen;
Paul Koster en Myrthel Dogge, Hellen Parkhurst College, Almere
Berend Eijkhout, Murmellius, Alkmaar (door ziekte
afwezig)


Het is vrijdagmiddag, 28 april. Amsterdam kleurt langzaam oranje in afwachting van Koninginnenacht. De zon schijnt, de roodfluwelen gordijnen in de kleine zaal van De Rode Hoed zijn dicht en vier jongeren zitten aan een ovalen tafel te wachten op de komst van nummer vijf.
Presentator Rick de Leeuw amuseert de aanwezigen bij wijze van warming up door te vragen naar kinderliedjes en gedichten die zij zich nog kunnen herinneren. Witte zwanen zwarte zwanen passeert de Revue. Dichter Jos van Hest verleidt het publiek tot een kinderrijmpje met gebarentaal: dit is een kasteel, voor het kasteel ligt een tuin, in die tuin staat een boom, in die boom zit een nest en in dat nest ligt een ei, in dat ei zit een vogeltje – ja heus – en dat geeft jou een tikje op je neus!
Hoe ontstaat liefde voor poëzie is één van de vragen die School der Poëzie dit jaar stelt in deze ‘Week van de Poëzie’. Wat voor regels en zinnen (van kinderliedjes, popsongs, uit het hoofdgeleerde gedichten) komen zomaar in je hoofd terecht en blijven daar voor altijd wonen.

EERSTE RONDE:
De eerste vraag aan de debatjongeren was uit te zoeken aan welke dichter zij de VSB Poëzieprijs zouden geven. Het was de bedoeling dat ze een levende dichter uit het Nederlands taalgebied zouden kiezen. Het hoefde niet per se één van de voor de VSB Poëzieprijs genomineerde dichters te zijn. Zo werd het voor de jongeren onmogelijk om Martinus Nijhoff posthuum te eren en ook Hans Lodeizen kon niet meer aan bod komen. Om beurten lazen zij een korte rede voor waarin zij hun keuze toelichten.
1. Gűlsah Can: Anna Enquist
Pleidooi

Ik wil mijn pleidooi beginnen met een korte anekdote. Een klasgenoot van mij moest een spreekbeurt houden over een dichter. Ze had Anna Enquist gekozen. Tijdens het voordragen merkte ik al dat haar schrijfstijl mij wel beviel. Ook al heb ik niet zoveel ervaring met poëzie, haar gedichten ben ik niet vergeten. Ze maakten een bepaalde indruk op mij. De woorden tolden door mijn hoofd. Haar gedichten hebben de melancholieke kant van mij geraakt. Ze gingen over het voorbijgaan van tijd, wat voor mij een belangrijk thema is. Want ik ben een beetje een romanticus die lijdt aan de werkelijkheid. Ik vind het moeilijk om te accepteren dat de tijd zo snel voorbijglijdt en dat wat geweest is, nooit meer terugkomt. Daarom hecht ik veel waarde aan herinneringen.
Toen mijn klasgenoot dus bezig was met haar spreekbeurt, wist ik zeker dat ik op een dag gedichtenbundels van Enquist wilde lezen. Ik heb nu haar bundel “Hier was vuur” gelezen. Daaruit heb ik twee gedichten gekozen, die ik het mooiste vind en die volgens mij haar schrijfstijl het beste weergeven. Ze maken ook duidelijk waarom ik vind dat Anna Enquist de VSB-Poëzieprijs zou moeten krijgen.




Het raadsel

Tijd heeft mij op de tuinbank neergezet,
een soplap in mijn hand gelegd. Toen
ik niet keek werd bloesem fruit,
hebben wilgen zich verzilverd
heeft het kind zijn eigen maaltijd
klaargemaakt.

Hij ziet ons zitten bij de vijgenboom,
wij lieten het konijn los in de tuin.
Het kind is achttien, wringt zijn hart
uit van verlangen en begrijpt niet
hoe hij hier kan blijven, hoe hij hier is
losgeraakt.

Verniel de haag, verzaag de stam,
vertrap de rozen, breek. Ik veeg
de spiegel schoon: nieuw gras
glazen bloemen, jonge ouders
met hun kleine zoon, door tijd niet
aangeraakt.