docent Jos van Hest blogt: 'Manke Vliegen'
Op 10 april werd Leo Vroman 98. Zes docenten van de School der Poëzie gaven die dag op het Leo Vroman College in Gouda poëzieles aan brugklassers. Het is de school waar Leo vroeger leerling is geweest en zijn vader natuurkundeleraar. Tot het begin van de oorlog woonde hij in het nabije ouderlijk huis, Krugerlaan 87. De brugklassers zijn die ochtend naar dat huis gaan kijken. Ook zijn ze naar de Karnemelksloot gelopen om zich voor te stellen hoe daar ooit een snelle tram voorbij raasde. Die reed wel dertig kilometer per uur en sleurde mensen met zich mee. Vroman schreef daarover in zijn gedicht ‘Mijn eigen Gouda’: Een grote trein, maar er was ook een kleintje, / dat heette het Schoonhoofse treintje / waardoor men dagelijks werd overreden / en dan zo maar aan het spoor / een of twee benen verloor / die dadelijk overleden. / Ik verbeeldde mij die dood / drijvend in de Karnemelksloot.
Leo Vroman. (Foto: Wikipedia)
Ik vertelde de brugklassers over Vromans bundel ‘Manke vliegen’. We vroegen ons af hoeveel poten een vlieg heeft. Zes dus. En een manke vlieg? Vijf en een kunstbeen. We schreven en tekenden, net als Vroman, ook manke vliegen: gedichten van zes regels waarvan de vijfde regel geen tekst maar een tekening is. Meestal verbied ik leerlingen om te rijmen, maar moest ik nu zeggen: ‘Geen gerijm, want dat is vaak zo stom’, als Vroman zelf zo overvloedig rijmt? Dus ik zei: ‘Rijmen mag, maar hoeft niet. Als je het doet, doe het dan goed, onverwacht, niet flauw, niet voorspelbaar.’ Dat leverde soms mooi rijmende, manke vliegen op. Waarom moeten we ze schrijven? / Woorden kunnen toch ook drijven? / Waarom toch al die woorden / zoals mama, bloem of moorden? // Waarom hebben ze voor alles iets bedacht? Toch klonken veel rijmloze manke vliegen ook heel goed. Daarom bewonder ik het water / omdat ik niet zo vloeibaar ben / en overal kan stromen / Ik ben geen water maar een jongen // alleen vloeibaar van binnen.
Jos van Hest