Oefenen met schrijven met de klas
Dit is alleen een puntsgewijs overzicht van de werkvormen.
Als je met deze werkvormen gaat werken in de eigen groep,
pas ze dan aan naar eigen inzicht en ervaring.
Stap 1
Maak een lijst van tien voorwerpen in de klas variërend van een onzichtbare gummetje in een la tot het uitzicht door het raam, van een puntenslijper tot de wereldkaart.
Stap 2
Kies een voorwerp uit je lijstje en verzamel daar woorden bij.
Een associatie-oefening vanuit de volgende vragen:
* Woorden die te maken hebben met hoe je voorwerp er uitziet kleur, vorm, formaat, materiaal, details).
* Woorden die te maken hebben hoe het voorwerp aanvoelt (oppervlak, temperatuur, structuur).
* Woorden die te maken hebben wat voor geluid het voorwerp maakt, kan maken, in speciale gevallen.
* Woorden die te maken hebben met de geur van je voorwerp.
* Waarvoor wordt je voorwerp gebruikt? Wat kan er ook mee gedaan worden?
* Woorden die te maken hebben met de plaats van het voorwerp, omgeving, buren.
* Woorden die te maken hebben met de geschiedenis van het voorwerp. Waar komt het vandaan? Wat heeft het meegemaakt?
* Woorden die te maken hebben met de toekomst van het voorwerp.
* Woorden die te maken hebben met het voorwerp en een bepaalde tijd:’s nachts, in het weekend, in de grote vakantie.
* Woorden rondom een angst van je voorwerp.
* Woorden rondom een irritatie van je voorwerp.
* Woorden rondom een droom, nachtmerrie, ideaal van je voorwerp.
* Woorden rondom een geheim van je voorwerp.
Stap 3
Bekijk je woordmateriaal en omcirkel woorden die je op een of andere manier treffen.
Stap 4
Schrijf een korte, spannende regel op, een ik-regel, een regel waarin het voorwerp aan het woord is, of een regel die het voorwerp denkt. Noem het voorwerp niet.
Stap 5
Je regel is de eerste regel van je gedicht. Maak het af. Gebruik daarvoor woorden en ideeën die je hebt verzameld. Maak korte regels. Ga niet rijmen. (Of verstop je rijm.) Herhaal een belangrijke regel, een belangrijk woord of flard. Denk aan witregels. Houd het voorwerp geheim of onthul het aan het slot. Schrijf een slotregel waaraan de lezer/luisteraar kan zien/horen dat het gedicht af is. Moeilijk? Vergeet al deze spelregels.
Stap 6
Voorlezen en bespreken in groepjes. Vertellen over het schrijfproces. Hoe zou je dit met kinderen doen?
Een paar gedichten die geschreven zijn:
zandloper
zacht
geruisloos
blijf ik lopen
moe
zo moe
stop
hou op
niet meer op m’n kop!
Marga
Als ik droom
droom ik
van zilverzand
en scherpe stralen
van eindeloze ruimte
dan kunnen mijn wortels dwalen
Nu sta ik hier
te stoffen
tussen raam & luxaflex
veel te vet voor in mijn potje
Ik ben zo toe aan een nieuwe
Het is me écht te krap
Daphne
Voor de grote vakantie ben ik bang
ik lig hier in mijn eentje al zo lang
Waar zijn de ogen die me zoeken
de handen die me pakken?
Wat blijft erover van mijn drang
alle fouten van de wereld weg te gummen?
Jolanda