zz

Ik vlieg over de zee. Terugblik op poëzieworkshop op Terschelling

6 mei 2014: het is een gewone dinsdagochtend, in ’t Schylger Jouw, een school in Midsland op Terschelling, acht leerlingen hebben gekozen om een speciale workshop poëzie te volgen.
 

Ruud Knier, de organisator van Poëziefestival Dichter bij Zee, en Gerard Beentjes, docent van School der Poëzie, staan voor de klas bij deze eerste verkenning van de poëzie.
De jongens en meisjes stellen zich voor door hun naam te noemen en een zelf geschreven regel voor te lezen, waar het woord gedicht in voorkomt.
Samen lezen we gedichten hardop, zoals “En Rade” van Jan Engelman.
De leerlingen hebben daarna een gedicht uitgekozen uit de verzameling van gedichten over de zee en in één zin gezegd, waarom dat het gedicht van hun keus is.

Het rijmt goed
Ik vind hem kloppen
De woorden passen mooi bij elkaar

De leerlingen maken daarna een gedicht van deze korte zinnen en andere losse regels, zoals een uitspraak van je vader of moeder, een regel uit de verzameling gedichten.
Het gedicht bevat tien regels. De leerlingen mogen regels herhalen die ze mooi vinden.
Als Mees haar gedicht leest, valt een poëtische regel op: “Ik vlieg over de zee”.
De regel komt niet uit één gedicht dat we gelezen hebben. Hij staat lijnrecht tegenover een andere regel van haar: “Ik kan geen gedicht maken.”

ik vlieg over de zee
eb en vloed klotsen
maar ik kan geen gedicht maken
ondertussen vraagt mijn moeder
ruim de trap op
ik vlieg over de zee
eb en vloed klotsen
ik kan geen gedicht maken
Ik vlieg over de zee
Ik vind hem kloppen

Mees

In de workshop proberen de leerlingen een imitatie van een zeegedicht te schrijven. In het laatste half uur praten we over wat een gedicht is, wat poëzie is. De antwoorden zijn mager. Poëzie heeft geen hoge prioriteit in het lesprogramma, lijkt de boodschap te zijn die de leerlingen geven. Een leerling zegt dat het een onderdeel is in het boek dat meestal wordt overgeslagen.
De ander zegt, ja, maar we lezen het gedicht wel.
Als de poëziedocent vraagt, waarover zij zelf willen schrijven, komen grote abstracte antwoorden zoals “het leven” en “de liefde”, maar ook directe concrete antwoorden, zoals “een lokaal”, “mijn hond”.
Met Miro praat ik door, wat hij bedoelt met schrijven over “het leven”. Hij vertelt over, wat hij allemaal kan doen op zijn eiland en het verschil met het leven in Amsterdam of een andere grote stad, dat hij hier kan chillen en plezier kan maken en dat het hier op het eiland rustig en veilig is.
Daarna schrijft hij zijn gedicht:

Ik kan doen wat ik wil
Ik kan surfen wanneer ik wil
Ik heb de vrijheid
Gaan en staan waar ik wil
Ik heb niks te zeuren
Ik kan doen wat ik wil
Ik kan doen wat ik wil
Gister vandaag morgen
Kan ik doen wat ik wil

Miro

In de voorleesronde aan het slot vallen twee korte gedichten op, die vertellen hoe leerlingen soms hun schooldag op een gewone middelbare school ervaren.

Het witte vierkanten schoolbord

Het schoolbord staat uit
De bel gaat bijna
Ik heb erge honger
Ik ben moe

Liam

Lokaal 13

Ik zit hier in Lokaal 13
Met die vreselijke taal
En de saaie les
En dan die kleine juffrouw
Die zo streng is
Ik zit hier in Lokaal 13

Lotte

Veel te vlug is de workshop voorbij. Na deze introductie gaan de leerlingen de komende weken verder met hun ontdekkingsreis naar de poëzie, met als gids Ruud Knier.

Gerard Beentjes
7 mei 2014

De lesbrief die Beentjes voor de workshop heeft gemaakt is hier (pdf) gratis te downloaden . Voor meer informatie over de workshop 'DIchter bij Zee' en de lessen door Gerard Beentjes kunt u contact opnemen met info@schoolderpoezie.nl