Tachtigers

80
Titel
Tachtigers
Voor
vo onderbouw
Thema
Dichters
Auteur
Ilonka Verdurmen
Inspiratiebron
Kloos, Verwey, Nescio e.a.
Onderwerpen en activiteiten
Lezen, zelf schrijven, presenteren
Extra benodigdheden
pen papier
Tijdsduur
30
Jaques Perk, 5 gedichten

Stel je voor dat je een gedicht moet maken voor iemand waar je verliefd op bent.
Verzin een mooie naam voor deze persoon. 
Schrijf de letters van de naam onder elkaar.
Schrijf bij elke letter een regel die met die letter begint en die iets positiefs zegt over de persoon waar het gedicht voor is.
Overdrijf en geef voorbeelden.

Afbeelding verwijderd.
Jacques Perk

JACQUES PERK (1859 – 1881)

Ik geloof in de macht van het woord.

Ik koos de sonnet-vorm omdat ik meende dat het denkbeeld dat ik had, kunstig moest worden uitgedrukt en geen moeite mij te veel mocht zijn. Toch was mij het vervaardigen niet moeilijk, want zo vol was ik met hetgeen ik mij door Mathilde liet inboezemen, dat ik maar voor het grijpen had, als ik een rijmwoord of zinssnede nodig had.

Van der jeugd af heb ik verzen gemaakt, bundels vol.

Ik geniet van de peinzende, van de gonzende eenzaamheid, vooral in de vroegte, en de zwoele zomerwarmte, om weldra weer op weg te tijgen en de omtrek te verkennen. Op het ogenblik schrijf ik ook onder de veranda en drink het goedkope Larochebier, terwijl de blauwe wolkjes uit mijn pijp wegdartelen in de zonneschijn daarbuiten en om een paar getemde, jonge sperwers of steenarenden, die zij hier in de boom hebben zitten...
Ik heb het plan om twaalf uur met prachtigen maneschijn uit te gaan, van den nacht te genieten en de zon te zien opkomen op de hoogste berg van de streek.

*
Laat van je lippen
Kusjes glippen,
Kusjes reegnen,
Kusjes zeegnen,
Kusjes rollen,
Kusjes hollen,
Kusjes, kusjes, zonder maat,
Al te maal ten mijnen baat.
Zie hoe ’t gaat,
En of je mond tot kussen staat.


EERSTE AANBLIK

En peinzend zie ‘k uw zee-blauwe oogen pralen,
Waarin de deernis kwijnt, de liefde droomt, -
En weet niet wat mij door mijn adren stroomt:
Ik zie naar u en kan niet ademhalen:

Een gouden waterval van zonnestralen
Heeft nooit een zachter aangezicht bezoomd...
’t Is of me een engel heeft verwellekoomd,
Die met een paradijs op aard kwam dalen.

‘k Gevoel mij machtig tot u aangedreven
En buiten mij. ‘k Was dood, ik ben herrezen,
En voel mij tusschen zijn en niet-zijn zweven:

Wat hebt gij, tooveres, mij goed belezen!
Aan u en aan uwe oogen hangt mijn leven:
Een diepe rust vervult geheel mijn wezen.-

 

AVONDZANG

Het zuidewindje suist door zwarte twijgen
En kust het slapend dons der zangers teeder, -
De zilvren boomen wiegen heen en weder,
En doen hun schaduw met hen mede nijgen, -

Een stille zwoelte komt uit akkers stijgen,
Een koele stilte daalt op donzen veder, -
De zilvren nachtzon sprenkelt droomen neder,
En lacht van liefde in eeuwig-lachend zwijgen:

Mathilde sluimer! Zomernacht doet droomen,
En zomerdroomen zijn van manestralen,
En manestralen zijn als liefdesstroomen:

De liefde doet zij uit den hemel dalen,
En dalen in de ziel, die zij vervromen:
Is liefde dwaling, kan men zoeter dwalen...?



ZONSONDERGANG OP ’T  MEER

In ’t meer, omkranst met wilgen en platanen,
Wier top den bodem peilt, staart avondgloed
En spiegelt zich: de wind wiekt aan en spoedt
Zich naar de kim...
En met hem gaan de lange waterbanen,
De lauwe geuren...
Het rozenblad op den gefronsden vloed,
Het deinend dons der dommelende zwanen.



HET DOODE GAAIKE

Daar treurde een vinkje bij haar gaaike dood,
En sprak: ‘Kunt gij uw wieken niet bewegen,
Kunt gij niet staan? Nooit hebt ge zoo gezwegen...
Gij zijt mijn gaaike niet, dat vroolijk floot!

Dit is geen vogel meer: hij schijnt ontbloot
Van wenschen, en zoo rustig neêrgezegen,
Alsof hij, wat hij wenschte had gekregen,
En o f hij lang gehoopt geluk genoot.’

- ‘Dood (sprak een oude raaf) is uw genoot:
Nooit kust hij meer, nooit hoort ge meer zijn zangen.’-
Toen schreide ’t vinkje: haar gemis was groot...

‘Dank, hadt gij lief! ’t Geluk heeft hij ontvangen:
(Zei de ander) leven en verlangen vlood:
Gelukkig is, wie niets heeft te verlangen.’