De Stad in 3 varianten

xx
Titel
De Stad in 3 varianten
Voor
vo bovenbouw
Thema
Thema
Auteur
Jacques Brooijmans
Inspiratiebron
Stedelijk omgeving
Onderwerpen en activiteiten
Denken over het begrip, zelf schrijven, presenteren aan elkaar
Extra benodigdheden
pen en papier
Tijdsduur
50
Ik in mijn stad, ik en mijn stad.

Jouw verhouding tot je stad. Gevoelens, gedachten, stemmingen, kansen en ervaringen die jouw stad je oplevert.


A. Beantwoord de volgende vragen.
Voor je je gedicht gaat schrijven, doe je eerst voorwerk. Je beantwoordt de volgende vragen, je schrijft alleen de antwoorden op.
1. 1.Schrijf drie woorden op die bij je opkomen als je aan jouw stad denkt (bv. rust, drukte, angst, plein, glimlach, dans). Maak met twee van deze woorden een korte regel, bv. de dans van de drukte. 

2. Wie ben jij of wil je zijn in jouw stad? Beschrijf in twee steekwoorden, bv. succesvol, feestbeest. Maak ook met deze twee woorden een korte regel, bv. succesvol vult het feestbeest de nacht. 

3. Welke bezigheden of activiteiten horen voor jou bij jouw stad?

4. Denk aan een ervaring in de stad, die je bijblijft. Het kan om iets simpels gaan, een momentopname, even klopt alles. Beschrijf in drie losse woorden. Maak een regel met twee van deze woorden. 

5. Blijf even bij die herinnering. Kies een kleur en iets uit de natuur. 

6. Welke twee van de volgende woorden passen het meest bij jouw ervaringen in de stad? Angst, blijdschap, eenzaamheid, verlangen, woede, teleurstelling, verdriet,  plezier, geluk. 

7. Kies intuïtief twee van de volgende woorden: verschil, kracht, snelheid, spanning, haast, drukte, stilte, klank, vlam, gezicht. Maak vervolgens een regel met een woord uit 6. en een woord uit 7. 

8. Kies uit de bundel met gedichten twee woorden die bij jouw gevoel voor je stad passen (bv. neonlicht, dromen, voorrang). 

 
B. Maak een gedicht van 8 tot 12 regels over ‘ik in mijn stad’.
* Gebruik de regels die je al hebt en zoveel mogelijk van de andere woorden. Maak korte regels, speel met het combineren van woorden (bv. de klank van het licht). Verander zo nodig de al gemaakte regels. 

* Herhaal woorden en herhaal minstens één regel, al of niet in variatie. 

* Verwerk een vergelijk in je gedicht (bv. ik, sneller dan het licht; mijn stad, als een lome leeuw in de nacht; jij,versuft als aangeschoten wild). 

* Een voorwerp, een lichaamsdeel of eten verlevendigen een gedicht. 

* Verboden woorden: mooi, leuk, prachtig, hart, vlinders, kleur (wel de kleuren zelf), natuur (wel alles uit de natuur), geluid (wel: geronk etc).