Veel groene vingers, weinig verstand

Hij zat op zijn knieën, hij keek, hij keek op
Daar zag hij de rijke edelen
Zij keken op hem neer, ze lachten om zijn vieze nagels
Hij kon wel door de tuingrond zakken. De emmers,
voor het nat maken van het land, gingen minder ‘nat’ dan hij!

Later gingen die edelen weg, hij was zo blij als een kind.
Het was een verkwikking, als van een koe, 
Een koe, die na een barre winter
springend de wei in huppelt
Hij was erg onzeker, die man, de tuinman van het Muiderslot
Hij voelde zich alleen, nou ja: alleen?
De groene tuin was zijn vriend, zijn enige vriend

 

Robin Brasser
1e Prijs Facebook
SG Willem de Zwijger